Winterstilte
De grond is wit, de nevel wit
De wolken waar nog sneeuw in zit,
Zijn wit, dat zacht vergrijzelt.
Het fijngetakt geboomte zit
Met witten rijp beijzeld
*
De wind houdt zich behoedzaam stil,
Dat niet het minste takgetril
’t kristallen kunstwerk breke
De klank zelfs van mijn schreden wil
Zich in de sneeuw versteken.
*
De grond is wit, de nevel wit,
Wat zwijgend toverland is dit?
Wat hemel loop ik onder?
Ik vouw de handen en aanbid
Dit grootse, stille wonder.
*
Jacqueline E. van der Waals (1868 – 1922)